Met de komst van Esther Grondijs (67) heeft Pensioenfonds ING (PFI) er een kritische blik op de pensioenen bij. Ze is lid van het Verantwoordingsorgaan van Pensioenfonds ING (VO-PFI) en schrijft hierover in ons ledenblad. Wie is Esther eigenlijk?
Esther Grondijs is in 2022 door VO-ING en VO-NN als kandidaat voorgedragen en daarna gekozen in het VO-PFI dat toezicht houdt op het beleid van het PFI-bestuur van ons pensioenfonds. PFI is met tienduizenden deelnemers en een vermogen van miljarden euro's een groot fonds. Dan is toezicht houden op wat er binnen het pensioenfonds gebeurt ook een even grote verantwoordelijkheid. Met haar raak je niet snel uitgepraat. Dat komt door haar alerte – kritische mag je ook zeggen – opstelling en haar veelzijdige achtergrond.
Wie is Esther?
In ieder geval een oud-ING-er en ook een maatschappelijk betrokken persoon. Esther: “Volgens mijn Linkedin-profiel ben ik een jurist met politieke en bancaire ervaring. Ik zat naast mijn werk vijftien jaar – tot twee jaar geleden – voor de PvdA in de gemeenteraad van Abcoude, later De Ronde Venen.”
Wat is je achtergrond?
“Een lang verhaal in het kort: ik startte in 1986 direct na mijn studie rechten in Utrecht bij de NMB op het hoofdkantoor bij de afdeling kredietbeoordelingen en deed daar de nodige opleidingen en stages.” Een stevige carrière volgde. Enkele steekwoorden: directiefuncties in het kantorennet, Corporate Clients, Master of Marketing bij Tias, branchemanager Zakelijke Dienstverlening voor de mid-corporate markt, rechercheur bij de fraudedesk, compliance officer. “Compliance was toen (2004) nog een redelijk onbewandeld gebied, met voor heel ING Nederland slechts vier compliance officers. Dat zijn er nu wel een flink aantal meer. Vooral het reputatierisico van ING en integriteitsvraagstukken gingen mij aan het hart. Het was de tijd van woekerpolissen en het kwade daglicht waarin banken terecht kwamen, de voorbode van de bankencrisis van 2008. Binnen ING kon ik het vak niet echt leren en daarom heb ik in 2005 gesolliciteerd bij de AFM als toezichthouder beleggingsinstellingen. Naast de interne AFM opleidingen volgde ik de tweejarige master Corporate Compliance aan de VU. Dat daagde me uit. Compliance als het geweten van de bank. Na twee jaar ben ik er weggegaan, ik was er niet gelukkig. Teveel afvinken van lijstjes, te weinig inhoudelijk. Verkeerde zijpad dus. In 2006 ben ik gestopt met werken. 50 jaar, andere dingen doen.”
Toen VO-PFI?
“Eerst ons huis in Baambrugge gebouwd, met architect Max van Huut, ja die van Zandkasteel, het ING-gebouw in Zuidoost en mijn echtgenoot (Steef Bartman) geholpen met het opzetten van zijn eigen advocatenkantoor, zodat hij na zijn vertrek vlak voor zijn 65e bij een Zuidas-kantoor zijn praktijk als advocaat aan huis kon voortzetten. Hij is emeritus hoogleraar Ondernemingsrecht Leiden en Maastricht, en als advocaat gespecialiseerd in bestuurdersaansprakelijkheid. Ik assisteer hem in zijn praktijk. Het zijn altijd spannende dossiers en je leest de ontwikkelingen ook vaak terug in het FD. Vanaf 2016 heb ik me zes jaar met een enthousiaste groep inwoners vrijwillig ingezet voor de nieuwbouw van het zwembad, annex sportzaal en dorpshuis in Abcoude. In eerste instantie vanuit de raad, later bij het mede-opzetten van het burgerinitiatief en daarna als projectmanager van de bouw. Het complex is ontworpen door Max van Huut, heet “Het Sporthuis Abcoude”, is in 2022 binnen bouwbudget en -termijn opgeleverd en draait goed. En toen VO-PFI. Ik behoor sinds 2019 tot de pensioengerechtigden van PFI en zag de oproep voor kandidaten voor het Verantwoordingsorgaan. Dat vond ik wel een aardige combinatie van mijn kennis en ervaring. En fijn om weer bij ING te zijn.”
Hoe bevalt VO-PFI je?
“Best pittig. Nu zit ik er twee jaar en heb het eerste jaar de vier verplichte SPO-Nijenrode-modules niveau A over pensioenen afgerond. Er staat vier uur per week voor dit werk, maar in de praktijk kost het gemiddeld ruim een dag per week. De hoeveelheid informatie geeft een caleidoscopisch beeld van pensioenen en pensioenwetgeving. Daar moet je je weg in kunnen vinden.”
Wat zie je bij VO-PFI?
“Dat het een bijzonder, rijk en overzichtelijk pensioenfonds is. Onze wettelijke taak is om ervoor te zorgen dat het PFI-bestuur verantwoording aan ons aflegt over het gevoerde beleid én de beleidskeuzes voor de toekomst. Daarvoor hebben we instrumenten zoals recht op informatie, een adviesrecht voor bepaalde besluiten en we kunnen ongevraagd advies uitbrengen. Dat geeft ons ook een vorm van medezeggenschap.”
Esther (67) en echtgenoot Steef Bartman hebben samen twee zonen, een dochter en twee kleinkinderen.
Ze wonen en werken in Baambrugge, onder de rook van Abcoude, onder Amsterdam richting Utrecht.
En dan is er inmiddels een nieuwe pensioenwet...
“Ja, over beleidskeuzes in de toekomst gesproken. Sinds juli 2023 is deze nieuwe wet er en daar zijn de werkgevers, vakbonden en pensioenfondsen mee aan de slag. Wel of niet de wet toepassen (“invaren“) en zo ja, hoe? In plaats van het gebruikelijke individuele instemmingsrecht in geval van wijziging van je pensioenregeling heeft de wetgever voor het invaarbesluit het verantwoordingsorgaan van de pensioenfondsen een verzwaard adviesrecht gegeven. Als wij als VO-PFI daarin negatief adviseren, moet het invaarverzoek terug naar de sociale partners. Dat zijn de bonden en de werkgevers, in ons geval FNV, CNV, De Unie en natuurlijk ING en NN. Als Verantwoordingsorgaan van PFI willen we deze wet dus goed begrijpen en weten welke keuzes zijn gemaakt om er iets over te zeggen. Ik zit er namens de gepensioneerden en heb in mijn gedachten altijd een “maatman”. Ik noem hem Pieter, hij is 76, heeft 40 jaar gewerkt bij ING, is getrouwd en voor zijn inkomen geheel afhankelijk van PFI en zijn AOW. Ik kijk dan hoe een besluit voor hem en zijn mogelijke weduwe zal uitpakken, wat er voor hen verandert. Dat haalt het abstracte weg en houdt me gefocust op het doel waarvoor ik in het Verantwoordingsorgaan zit.”
Wat is je kanttekening?
“In het lange voortraject hebben we officieel geen rol, hierin participeren alleen de sociale partners, dus die drie vakbonden en de beide werkgevers. PFI zelf heeft weleen rol, ze is penvoerder, doet de berekeningen en adviseert over uitvoerbaarheid. Maar de beslissing over of en zo ja hoe wordt ingevaren ligt exclusief bij de sociale partners. Ik meen dat de gepensioneerden in dit voortraject niet goed vertegenwoordigd zijn, want de vakbond maakt zich vooral hard voor huidige werknemers. Dat zag je al bij de moeizame CAO-onderhandelingen afgelopen jaren. Elk tussentijds compromis dat bereikt werd qua loon en (energie)prijscompensatie was onuitvoerbaar voor gepensioneerden, waardoor de groep “loonindex-afhankelijken” jarenlang geen verhogingen of compensaties hebben ontvangen in een periode van enorme prijsverhogingen. Ook de wetgever geeft toe dat gepensioneerden in het voortraject niet voldoende vertegenwoordigd zijn en heeft daarom een hoorrecht ingebouwd voor belangenverenigingen zoals VO-ING en VO-NN. Maar bij hoorrecht moet ik altijd denken: “ik heb u gehoord, maar niet geluisterd” en kan er weer een vinkje worden gezet. Gelukkig hebben onze verenigingen een zeer alerte en deskundige pensioencommissie, dus wellicht kunnen zij gaande het voortraject invloed uitoefenen.”
Dan is er nog de kwestie van de reserves en de spreidingstermijn...
Nu al is duidelijk dat PFI meer vermogen heeft dan nodig is om de pensioenen van alle deelnemers te betalen. Hoeveel houden we nog aan als extra solidariteitsreserve en hoe gaat het surplus naar de deelnemers? Dat lijkt de hamvraag te worden.
Esther: “Het is puur actuariële materie. De berekeningen bij het verdelen van de PFI-reserve wijzen uit dat hoe langer de spreidingtermijn is, hoe ongunstiger dit uitpakt voor de reeds gepensioneerden in PFI. Het wettelijk voorstel is tien jaar, daar mag je van afwijken. In reeds gepubliceerde invaartrajecten van andere rijke en minder rijke pensioenfondsen zie je keuzes voor minder,1 tot 5 jaar. Maar onze bonden en werkgevers willen een langere termijn, 20 jaar wordt zelfs genoemd. Daar maken wij als VO ons zorgen over.”
Hoe sta je er zelf in?
“Ik sta voor een evenwichtige verdeling. Dat moet een eerlijke en uitlegbare invulling zijn, passend bij ons gesloten fonds. We hebben onze eigen adviseur. Zij helpt ons in het herkennen aan welke knoppen gedraaid kan worden. En dat hertaal ik dan naar mijn maatman Pieter: krijgt hij een eerlijk deel van dit overschot en ervaart hij dat ook als logisch..? In dit voortraject speelt naast de hoogte van de solidariteitsreserve de keuze voor de spreidingstermijn nu dus een belangrijke rol.”
(Ewald Wagenaar)