Niet alle huishoudens zijn in staat om na hun pensionering de oorspronkelijke levensstandaard op peil te houden. De pensioenopbouw onder werkenden is immers van veel factoren afhankelijk. Heb je een volledig pensioen (70% van je laatstverdiende loon) op kunnen bouwen bij de werkgever(s) waar je werkzaam was; heb je pensioenbreuk(en) opgelopen door veel van werkgever te wijzigen; heb je een aantal jaren als zelfstandige gewerkt, heb je een aantal jaren niet gewerkt of een paar dagen per week? De Pensioencommissie zette dit eens op een rijtje.
Pensioen wordt in het algemeen opgebouwd via drie bekende pijlers:
• De AOW die wordt uitgekeerd via de Sociale Verzekerings Bank.
• Pensioen via de werkgever.
• Vrijwillige pensioenproducten die meestal via verzekeraars worden afgesloten.
Circa 60% van de huishoudens in Nederland kan na de pensionering het eerdere inkomen compenseren met de AOW en aanvullende pensioenen. Voor een doorsnee huishouden is het bruto inkomen uit de drie genoemde pijlers bij elkaar geteld ongeveer 33.000 euro bruto per jaar.
En de grootste pensioenfondsen in Nederland?
Als we alleen de uitkeringen uit de tweede pijler (pensioen via de werkgever) van de grootste fondsen in ons land op een rijtje zetten, moeten we natuurlijk beginnen met het ABP; dit grootste pensioenfonds van Nederland – met meer dan 3 miljoen deelnemers – keert per gepensioneerde deelnemer € 13.700 bruto per jaar uit. Bij andere grote pensioenfondsen (Zorg en Welzijn, Metaal en Techniek en Bouwnijverheid) ligt dit beduidend lager (tussen de 7.000 en 9.000 euro per jaar bruto). Het beroepsvervoer zit rond de 5.000 euro per jaar en in de detailhandel ontvangt een gepensioneerde rond de 3.000 euro per jaar uit het pensioenfonds. Dit zijn dus bruto bedragen waarover nog belasting moet worden afgedragen.
Het bankwezen kent hogere pensioenen
In de financiële sector liggen de pensioenen op een hoger niveau. Bij zowel ING, Rabo als ABN/AMRO ligt dit rond de 24.000 euro per jaar. Afhankelijk van de salarisschalen, die de basis vormden voor de oorspronkelijke pensioenopbouw, zijn er natuurlijk wel grote verschillen, maar we praten hier over gemiddelden. Ook dit zijn bruto bedragen.
AOW blijft de basis van ons sociale stelsel
De genoemde pensioenbedragen zijn dus exclusief de AOW. Voor gehuwden en samenwonenden is dat op dit moment rond de 27.000 euro bruto per jaar (13.500 per persoon) en voor alleenstaanden bijna 20.000 euro bruto per jaar.
Wil je hier meer over weten? DNB heeft dit voorjaar een analyse gepubliceerd met daarin de resultaten van een uitgebreid interdepartementaal beleidsonderzoek naar de balans tussen levensstandaard en pensioenopbouw.
Zie hiervoor: dnb-analyse-toereikendheid-van-pensioenen.pdf.
(Peter Barneveld, lid Pensioencommissie)
Gemiddelde pensioenuitkering per jaar
Wat wordt door de grotere pensioenfondsen in ons land aan deelnemers uitgekeerd per jaar?
• ABN AMRO | € 24.000 |
• ING | € 24.000 |
• Rabo | € 23.000 |
• Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds | € 13.700 |
• Zorg en Welzijn | € 8.600 |
• Bouwnijverheid | € 7.000 |
• Metaal en Techniek | € 6.500 |
• Metalektro | € 5.000 |
• Beroepsvervoer | € 5.000 |
• Detailhandel | € 3.000 |
Lees op onze site vo-nn.nl het laatste nieuws over wat de Commissie Pensioenen doet in het kader van het 'invaren'.
Maandelijks worden wij als deelnemers in Pensioenfonds ING (PFI) geïnformeerd over de DNB-beleidsdekkingsgraad van ons fonds. Inclusief de indexaties van 2024 staat deze sinds eind juli op ruim 150%. Dat betekent dat PFI meer vermogen heeft dan nodig is om de pensioenen van alle deelnemers te betalen. Wanneer PFI gaat invaren, zoals het in de nieuwe pensioenwet heet, blijft er een (miljarden-)surplus van het collectieve pensioenvermogen over dat verdeeld wordt over de individuele pensioenvermogens van de deelnemers en pensioengerechtigden. Maar hoe?
Stel: PFI heeft een buffer te verdelen van 30% na aftrek van alle verplichte reserves, de kostenvoorziening, de operationele reserve en na aftrek van de zelf gekozen omvang van de solidariteitsreserve. Vervolgens wordt dan gekozen over welke periode de uitdeling wordt verspreid, de zogenaamde spreidingstermijn. De wetgever heeft in de nieuwe pensioenwet een spreidingstermijn voorgesteld van 10 jaar, maar hiervan mag worden afgeweken. Dat kan een spreidingstermijn van een jaar worden, maar ook van 20 jaar.
In het geval van een spreidingstermijn van een jaar krijgt iedereen er dan direct na invaren 30% bij in zijn persoonlijke pensioenpot of pensioenuitkering, een uniforme verhoging dus. Maar stel dat we het over 20 jaar verspreiden, dan blijkt uit berekeningen dat een 50-jarige of jonger persoon 40% erbij krijgt, een 65-jarige 22% en een 95-jarige 6%.
Daarna worden de pensioenuitkeringen jaarlijks geïndexeerd op basis van het beleggingsresultaat. Negatieve resultaten worden zoveel mogelijk opgevangen door de solidariteitsreserve. De beleggingen voor de pensioengerechtigden zullen weinig risicovol en dus laag renderend zijn, want iedere leeftijdsgroep krijgt zijn eigen risicoprofiel.
De korte spreidingstermijn met uniforme verhoging is goed uitlegbaar. De langere spreidingstermijn wat lastiger. De reden voor een lange spreidingstermijn heeft te maken met indexatieverwachtingen. Het verdelen van de buffer komt immers in feite neer op het verdelen van het indexatiepotentieel. Jongere deelnemers worden langer geïndexeerd dan oudere deelnemers, want jongere deelnemers hebben meer toekomst. Meer toekomst betekent enerzijds meer “rendementspotentieel” om deze indexaties te dekken, maar anderzijds bestaat er ook meer onzekerheid over de hoogte van hun pensioen in de toekomst. Voor een echt evenwichtige verdeling moet met alle factoren rekening worden gehouden bij de verdeling van het surplus.
Het VO is dan ook zeer benieuwd naar de onderbouwing van de spreidingstermijn die straks voor PFI wordt voorgesteld.
Op 6 september zullen de sociale partners (NN, ING en vakbonden) hierover verder gaan praten. Daarna wordt de Pensioencommissie van onze verenigingen nog gehoord. Wordt vervolgd
(Esther Grondijs is lid van het Verantwoordingsorgaan Stichting Pensioenfonds ING (VO-PFI), esther.grondijs@pfing.nl en verantwoordingsorgaan@pfing.nl)
Nu PFI de pensioenen vanaf 2022 op basis van de prijsinflatie kan en gaat verhogen, heeft het fonds een handige tool online gezet. Daarmee kunnen deelnemers zelf bekijken welke verhoging ze kunnen verwachten. Zie hier: https://www.pensioenfondsing.nl/verhogingpensioenen. In september hebben alle deelnemers hierover ook schriftelijk bericht gehad.