In het vorige Magazine hebben we geschreven over de pensioenverschillen in Europa, maar eigenlijk hoeven we helemaal niet zo ver weg te gaan. We hebben al veel verschillen binnen de pensioenregelingen van de eigen fondsen van NN en ING.
Wie alle pensioenartikelen van VO-ING en VO-NN heeft gelezen, vindt in dit artikel niets nieuws. Maar we kregen het verzoek om een soort van samenvatting te maken van de keuzes rondom de Wet toekomst pensioenen (Wtp). Hierbij alvast een schema met alle betrokken fondsen:
Pensioenfonds ING (PFI)
Dit is een gesloten pensioenfonds met nu nog de meeste deelnemers. Bij PFI is gekozen voor een solidaire regeling, met een 10% solidariteitsreserve. Dit ondersteunt de zekerheid die het fonds ook in de afgelopen jaren heeft gekenmerkt. Tijdens het invaren zullen bij het verdelen van het huidige overschot aan reserve, alle pensioenen of pensioenpotjes een flinke verhoging krijgen. Gezien de huidige marktomstandigheden durven we geen absolute getallen te noemen, maar zolang de dekkingsgraad hoog blijft, zullen ook de invaarverhogingen hoog zijn.
Onderdeel van het invaren bij PFI was het hoorrecht van onze beide verenigingen. Het enige waar wij als Pensioencommissie nog niet van overtuigd zijn, is of de spreidingsfactor van 20 jaar de juiste is. Dit is nog steeds onderwerp van discussie, want het verantwoordingsorgaan van PFI en DNB vragen diezelfde onderbouwing.
ING CDC Pensioenfonds
Bij dit open fonds wordt duidelijk een heel andere keuze gemaakt. Er wordt gekozen voor een flexibele regeling met een kleine risicodelingsreserve. Dat betekent dat er meer geld in de individuele pensioenpotjes wordt gestopt en in geval van wijziging van werkgever krijgen de medewerkers dus ook iets meer pensioen mee naar hun volgende pensioenfonds. Ons inziens een prima regeling voor een flexibel werknemersbestand, zoals ING nu heeft.
NN CDC Pensioenfonds
Het belangrijkste van het gesloten NN CDC fonds is dat ze op dit moment zoeken naar een Algemeen Pensioenfonds (APF) waarbij ze willen aansluiten. Het fonds is relatief klein en zal ook niet verder groeien, dus om te voorkomen dat de kosten per deelnemer te hoog worden, is een overgang naar een APF een logische keuze. Voor het invaren is gekozen voor een gangbare solidaire regeling.
Delta Lloyd Pensioenfonds
Het gesloten pensioenfonds van Delta Lloyd Groep heeft na een inventarisatie bij de deelnemers gekozen om niet in te varen. DLP blijft dus onder het oude Financiële Toetsingskader (FTK) vallen zoals nu geldt voor alle fondsen. Dit is de optie met de laagste risico’s.
BeFrank Pensioenregeling
BeFrank heeft als Premie Pensioen Instelling (PPI) haar producten intussen al aan de nieuwe eisen van de WTP aangepast. Voor verzekeraars en PPI’s is deze wetswijziging ook een flinke klus, maar dit gebeurt veel stiller omdat er in die discussies geen sprake is van vakbonden, hoorrecht of referendum.
Graag sluit ik af met de opmerking dat door de best redelijk hoge dekkingsgraad van de genoemde fondsen, de pensioenen (of de individuele pensioenpotjes) bijna zeker zullen stijgen op het moment van invaren.
(Peter de Bruijne namens de Pensioencommissie)
Maandelijks informeert PFI de deelnemers via website of per e-mail over de ontwikkeling van de dekkingsgraad van ons fonds. Deze ontwikkeling is voor ons als deelnemers van groot belang. De reden: over een jaar of twee, bij de verwachte overstap van PFI naar het nieuwe pensioenstelsel (het beroemde ‘invaren’), bepaalt de dekkingsgraad van dat moment, (de ‘invaardekkingsgraad’), hoeveel er voor de deelnemers te verdelen valt uit de buffer van het fonds.
De rol van de dekkingsgraad bij invaren
De dekkingsgraad is eenvoudig gezegd de verhouding tussen het totale vermogen van het pensioenfonds en het bedrag dat nodig is om alle toekomstige pensioenuitkeringen te kunnen voldoen. Alles boven 100% is een buffer. Deze buffer wordt op het moment van invaren verdeeld over drie hoofdbestemmingen: de in te richten solidariteitsreserve, de wettelijk reserves en de deelnemers. De solidariteitsreserve is bedoeld om financiële tegenvallers op te vangen en risico’s – zoals slechte beleggingsresultaten of een hogere levensverwachting – te delen. Dit vermindert het risico op verlagingen en vergroot de zekerheid voor deelnemers, met name in economisch ongunstige jaren.
Wat er ongeveer overblijft zien we in de tabel op blz. 35 in het Transitieplan Wtp van ING. Naarmate de invaardekkingsgraad lager wordt, neemt het deel van het vermogen dat verdeeld kan worden onder de deelnemers steeds sneller af. Bij een dekkingsgraad van 145% kan nog 27% van het vermogen worden verdeeld. Daalt de dekkingsgraad naar 125%, dan blijft er nog maar 9% over. Zakt de dekkingsgraad verder naar 115%, dan is er niets meer te verdelen.
De verdeling van het resterende percentage onder de deelnemers vindt plaats volgens een verdeelsleutel. Gepensioneerden ontvangen een procentuele verhoging van hun pensioenuitkeringen, terwijl de overige deelnemers een procentuele toename van hun persoonlijke pensioenpot krijgen. In de media wordt deze verhoging vaak misleidend aangeduid als de "invaarbonus", maar in werkelijkheid gaat het om de verdeling van het overschot bij het invaren. Hoe hoger de invaardekkingsgraad, des te groter het overschot.
Beleggingsbeleid: stabiliteit voorop
Het beleggingsresultaat heeft invloed op de hoogte van de dekkingsgraad. Het beleggingsbeleid van PFI is altijd gericht geweest op stabiliteit. Het doel is een waardevast pensioen, niet het hoogste rendement. Of, zoals ik het ooit iemand hoorde zeggen: “We zijn een uitkeringsfabriek, geen oppotfabriek”. In het huidige stelsel heb je trouwens weinig aan uitschieters naar boven: indexeringen (“toeslagen”) zijn aan strenge regels gebonden en overschotten mogen niet zomaar worden uitgekeerd. Bij Pensioenfonds ING zit de DNB-beleidsdekkingsgraad de laatste tijd rond de 140%. Een ruime dekkingsgraad, zeker als je bedenkt dat Pensioenfonds ING de afgelopen jaren steeds heeft kunnen indexeren. Nu, richting het nieuwe stelsel, draait het beleggingsbeleid niet alleen om rendement voor indexatie, maar vooral ook om het op peil houden van de dekkingsgraad.
Straks, na het invaren, gaan onze pensioenen meebewegen met de beleggingsresultaten van onze eigen pensioenpotten, met voor elke leeftijdsgroep een eigen risicoprofiel.
Zomerwerk voor het Verantwoordingsorgaan
Deze zomer hebben de leden van het Verantwoordingsorgaan Pensioenfonds ING (VO-PFI) hun agenda’s leeggemaakt om te werken aan hun advies over het voorgenomen invaarbesluit van het bestuur. Belangrijke onderdelen zijn het wel of niet invaren en zo ja, op welke wijze de verdeling van de overgebleven buffer over de deelnemers geschiedt. Deze moet evenwichtig zijn voor alle groepen deelnemers. Of het inderdaad evenwichtig is, wordt uiteindelijk door DNB getoetst, maar dat is achteraf.
De wetgever heeft bewust het individuele bezwaarrecht van deelnemers laten vervallen en het VO-PFI een versterkt adviesrecht gegeven. Ook onze verenigingen van oud-ING- en -NN'ers hebben een hoorrecht gekregen. Volgens NSC, BBB en PVV moet het individuele bezwaarrecht terug. De politieke strubbelingen zijn op moment van schrijven van deze column nog volop gaande. Ongeacht de uitkomst behoudt het VO-PFI zijn versterkte adviesrecht en het zal deze taak deze zomer met zorg en toewijding uitoefenen.
(Esther Grondijs, lid Verantwoordingsorgaan Pensioenfonds ING, esther.grondijs@pfing.nl, verantwoordingsorgaan@pfing.nl)
De keuze om bij het met pensioen gaan een bedrag ineens te krijgen, is weer uitgesteld. Deze keuze geldt naar verwachting op zijn vroegst vanaf 1 juli 2026. Dat komt omdat de Eerste Kamer nog goedkeuring moet geven.
Politici spreken al geruime tijd over deze nieuwe keuzemogelijkheid voor wie met pensioen gaat: de keuze voor een 'bedrag ineens'. Nu is dit onderwerp bij de Eerste Kamer nog in behandeling. In de Eerste Kamer maken ze zich vooral zorgen over de financiële risico’s van het 'bedrag ineens'. Als de Eerste Kamer de wet dit voorjaar goedkeurt dan is de keuze voor het 'bedrag ineens' nog mogelijk bij pensioneringen vanaf 1 juli 2026.
'Bedrag ineens' wil zeggen dat het mogelijk is om maximaal 10% van uw pensioen in één keer te krijgen. Dat klinkt aantrekkelijk, maar er zijn ook nadelen. PFI legt dit 'bedrag ineens' daarom ook uit en zette de voor- en nadelen op een rij. Tegenover ineens een groot bedrag op de rekening staan ook nadelen zoals de belastingheffing en de verlaging van de pensioenuitkeringen erna.